De Taunus 12M/15M-modellen (vanaf de zomer van 1967 zonder het achtervoegsel “Taunus”) van de P6-serie (= Project 6, d.w.z. het zesde nieuwe personenauto-ontwerp van de Ford-fabriek in Keulen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog) zijn de opvolgers van de 12m van de P4-serie, waarvan ze het basisontwerp met V4-motor en voorwielaandrijving overnamen.
De eerste serie rolde van september 1966 tot augustus 1967 van de band. Voor de tweede serie van september 1967 (modeljaar 1968) werden enkele technische wijzigingen/verbeteringen aangebracht, waaronder het elektrische systeem gewijzigd naar 12 volt en het interieur en dashboard werden herzien. Bovendien werd vanaf september 1967, net als bij de grotere P7-serie, het achtervoegsel “Taunus” in de naam weggelaten en werden de auto’s alleen aangeboden als Ford 12m/15m. De derde serie uit september 1968 werd vervolgens qua uitrusting opnieuw aangepast/geüpgraded en in september 1970 vervangen door de Ford Taunus TC.
De 12M en 15M verschilden onder andere in een ander type radiatorgrille, koplampen (rond op de 12M, rechthoekig op de 15M), achterlichten (druppelvorm op de 12M, rechthoekige vorm op de 15M) en ook in het interieur waren ze anders uitgerust. De 15m had bijvoorbeeld extra ventilatorsproeiers in het dashboard.
De modelaanduiding zei niets meer over de cilinderinhoud, zo was de 12M bijvoorbeeld ook leverbaar met een 1,7-liter motor. Aan de hand van de typeaanduiding konden dus niet noodzakelijkerwijs conclusies worden getrokken over de motor. De “M” in de naam betekende “meesterwerk”.
Er waren twee- en vierdeurs sedans, een driedeurs stationwagen “Turnier” met een maximaal laadvolume van 1700 liter,[1] een driedeurs gesloten bestelwagen (slechts 12M) en een tweedeurs coupé. De RS-modellen die voor het eerst werden aangeboden, waren de voorouders van de nog steeds bestaande “Formula RS” van Ford.
Van september 1966 tot augustus 1970 werden ongeveer 670.000 auto’s (waarvan ongeveer 385.000 12m en ongeveer 285.000 15m) in drie series geproduceerd bij Ford in Keulen en Genk (België). De P6 is het enige P-model van Ford (P2 t/m P7) waarvan geen cabrioletconversie heeft plaatsgevonden. De hertekende opvolger Ford Taunus TC (“Knudsen-Taunus”) met lijnmotor en achterwielaandrijving had hetzelfde platform als de Britse Ford Cortina.
De V4 benzinemotoren waren leverbaar in verschillende uitvoeringen:
1.2 liter 45 pk (LC- of N-motor – 1967 tot 1968)
1.3 liter 50 pk (LC- of N-motor)
1.3 liter 53 pk (HC- of S-motor – 1967 tot 1968)
1.5 liter 55 pk (LC- of N-motor)
1.5 liter 65 pk (HC- of S-motor)
1.7 liter 70 pk (HC of S motor – vanaf september 1968: 75 pk)
“LC” stond voor Low Compression, “HC” voor High Compression.
Na het einde van de productie van de Ford P6 was de volgende Ford met voorwielaandrijving die in Duitsland verkrijgbaar was, de Ford Fiesta, die medio 1976 werd geïntroduceerd. In Zuid-Amerika verscheen eind 1968 de voorwielaangedreven Ford Corcel, afgeleid van de Renault 12.
De spoorbreedte is met 76 mm verbreed ten opzichte van het vorige type. De vooras was nieuw: in plaats van dubbele draagarmen met wielgeleidende bladveren waren er nu MacPherson-veerpoten en draagarmen. Aan de achterzijde bleef het een starre as met bladveren in de lengterichting. De recirculerende kogelbesturing werd vervangen door een meer direct werkende tandheugelbesturing, die ook een kleinere draaicirkel mogelijk maakte. [2]
Met dezelfde wielbasis werd de carrosserie iets langer, breder en platter. Onder andere de beenruimte achterin nam toe met 47 mm. De “heupschommel” die met de Opel Kadett B op de Europese markt werd geïntroduceerd, is aangepast.
De topversie was de 15M RS (= Rallye Sport) die in het najaar van 1967 op de Autosalon van Genève werd gepresenteerd en die, net als andere RS- of SR-voertuigen uit die tijd, door liefhebbers als een gewilde klassieke auto werd beschouwd, vooral als coupé.
Vanaf maart 1968 werden de 15M RS-modellen aangeboden als twee- of vierdeurs sedan en als coupé uitsluitend met een centrale verschuiving. De tweede RS-serie volgde in september 1968.
De twee series verschilden onder andere in het aantal ronde instrumenten in het dashboard (1e serie = 2 instrumenten, 2e serie = 3 instrumenten) en in het stuurwiel (1e serie = stuurwiel met drie geperforeerde spaken en kleine niet-gewatteerde naaf, 2e serie = gestroomlijnd driespaaks stuurwiel met grote schokdemper). Beide RS-versies hadden een grote toerenteller, 4 kleine ronde hulpinstrumenten in de middenconsole, 2 halogeen-verstralers in de grille en waren onder meer leverbaar met Recaro-kuipstoelen, verchroomde (in plaats van gelakte staal) wielen of een stalen krukdak.
De RS-modellen van de eerste serie werden alleen geleverd in zilvergrijs metallic of rood en hadden in de regel het voor die tijd typische “rallylakwerk” met zwarte strepen rondom in de kralen van de zijflanken en tussen die van de motorkap. De voertuigen van de tweede RS-serie waren ook verkrijgbaar in acht andere effen en metallic kleuren. In het geval van zilveren of rode voertuigen van de 2e RS-serie was de hemelbekleding in sommige gevallen ook zwart, naast het RS-interieur, dat al helemaal zwart was. Alle RS-modellen hadden standaard een 1,7-liter motor met een startvermogen van 70 pk (51 kW) en een rembekrachtiger – vanaf september 1968 75 pk (55 kW) en standaard de rembekrachtiger.
“