Ford Eifel (1931-1940)

Het was een personenautomodel met een drieversnellingsbak en een viercilinder zijklepmotor. Een boring van 63,5 mm en een slag van 92,5 mm resulteerden in een cilinderinhoud van 1172 cm³. Voor de wegenbelasting werd 1157 cm³ berekend. De motor leverde 34 pk/25 kW (bij 4250 tpm).

De Ford Eifel werd geproduceerd in verschillende carrosserievarianten (bijvoorbeeld als sedan met twee deuren, als cabriolet met twee of vier zitplaatsen, als roadster en als bestelwagen).

De naam is afgeleid van het deel van een Duits middelgebergte, de Eifel.
Ford Duitsland bouwde sinds 1931 personenauto’s in Keulen en vanaf 1933 ook de speciaal voor Europa ontwikkelde kleine modellen. De Ford Eifel werd het best verkochte model in het Duitse Rijk. In 1937 stegen de verkoopcijfers weer toen verschillende carrosserievarianten werden geproduceerd door andere Duitse bedrijven zoals Karmann (Osnabrück), Stoewer (Szczecin), Hebmüller (Barmen), Drauz (Heilbronn), Ambi-Budd (Berlijn), Gläser (Dresden), Hornig & Co (Meerane) en Ihle (Bruchsal).

De voertuigen hadden een wielbasis van 2286 mm en een spoorwijdte van 1143 mm. De sedan en cabriolet waren 4000 mm lang, 1450 mm breed, 1600 mm hoog en wogen 820 kg. De cabriolet was met 1420 mm iets smaller, met 1420 mm platter en woog 835 kg. De roadster is gespecificeerd in een lengte van 3850 mm, een breedte van 1430 mm, een hoogte van 1465 mm en een leeggewicht van 725 kg. [1]

In totaal werden er 61.495 Ford Eifels gebouwd, meer dan de helft van de totale Ford-productie in Keulen sinds 1933. Vandaag de dag zijn er nog zo’n 237 Ford Eifels over in de wereld, waarvan ongeveer 10% niet rijklaar is of momenteel wordt gerestaureerd.

Tussen 1934 en 1937 werd de bijna identieke Ford Model C Junior geproduceerd in Groot-Brittannië en Spanje.

Ombouw naar noodsleepboten
Tijdens de oorlog, vanaf ongeveer 1940, werden veel modellen omgebouwd tot zogenaamde hulp- of noodsleepboten vanwege een oorlogstekort aan vrachtwagens. Hiervoor werden versterkte achterassen aangeboden door de fabriek, die verder naar achteren leunde om het draaipunt met een hoog trekvermogen te verschuiven. De “nieuwe” as werd aangedreven door een ketting van de originele as. De noodsleepboot werd aangedreven door gas en de gastanks waren dwars aan de achterzijde van het voertuig gemonteerd.